Derasja voor Sjabbat Wajetsee

Waar is Hamakom?

Graag had ik dit droosje in sjoel uitgesproken, maar we hebben besloten wegens de toenemende besmettingscijfers van covid de dienst van deze Sjabbat te cancellen. 

Daar komt-ie!

Zelfevaluatie is altijd belangrijk geweest in onze Joodse traditie. Niet beperkt tot de Hoge Feestdagen – daar hebben we het tot een kunst verheven met gebedsteksten en met melodieën: we worden dagelijks door ons sidoer opgeroepen om ervoor te zorgen dat we met onze voeten stevig op de grond staan, dat ons fundament klopt. Die poten en die klei. We worden dagelijks opgeroepen om de Tora als toetssteen te gebruiken voor de waarden die ons leven betekenis geven en ons tot a mentsch, een Jood maken.

In het Tora-gedeelte van deze week, Wajetsee, moet Jaakov aan een soortgelijke reflectie doen. Waar staat Jaakov op dit punt in zijn leven? Hoe verhoudt zijn leven zich tot dat van zijn voorouders en tot de mensen om hem heen? Nog belangrijker: hoe denkt Jaakov over God en over Gods relatie met hem?

Een van de terugkerende woorden in deze parasja geeft een aanwijzing voor Jaakovs leven en voor dat van ons. Dat leren we van Rasji. Dat woord is makom, wat “plaats” betekent en het komt zeven keer voor in de eerste tien verzen. Op deze gevaarlijke reis op de vlucht voor zijn verleden, komt Jaakov ‘bamakom,’ “op de plaats”, en besluit daar de nacht door te brengen. De tekst zelf vertelt ons niet waar dit was. Maar Rasji vertelt ons dat deze makom verwijst “naar de plaats die elders wordt genoemd, ‘dat is de berg Moriah, waarover wordt gezegd (Genesis 22:4): “En hij zag de plaats (hamakom) al van ver.'” Dit is de plek van waaraf Awraham voor het eerst in staat was om de berg te zien, waarop hij door God werd geroepen om zijn geliefde zoon Jitschak te offeren. Hij zag de berg Moriah vanaf Beth El. En Beth El vertaalt zich als Huis van God. 

Het is precies op deze plek waarheen Jaakov vlucht voor zijn woedende broer Esav. Het is deze plek waar Jaakov een steen neemt als kussen waar hij voor de nacht zijn hoofd op te rusten legt. Op deze plek droomt Jaakov van de ladder die aarde en hemel met elkaar verbindt en waarover engelen naar omhoog en naar beneden gaan. Hij ontwaakt, als mens veranderd door zijn nachtelijke visioen. Nu is hij in staat om Hamakom te zien, te voelen, een eufemisme voor het ervaren van de Goddelijke Aanwezigheid, zo mooi ‘De Sjechina’ genoemd. Net zoals zijn grootvader voor hem, daar begon te begrijpen wat God van hem vroeg, zo gaat Jaakov nu een relatie aan met Hamakom – met de ultieme “Plaats”, met God. Plotseling is Jaacov zich bewust van de taak die voor hem ligt en richt zijn hoofdsteun op als altaar. Hij zet de steen rechtop, zalft hem en verklaart die steen heilig. Beth El zal voor altijd een bijzondere plek blijven voor ons volk. Maar hij wil nog steeds onderhandelen, onderhandelen over zijn manier van doen. Samengevat zegt Jaakov tot God, ‘Als U maar goed voor me blijft zorgen, zult u mij tot God zijn.’ En wat hij niet zegt is: ‘En anders niet – want voor wat hoort wat.’ (Gen. 28:22). Onderhandelen wij tegenwoordig niet ook zo vaak als een Jaakov? Hij is nog steeds dezelfde Jaakov die hij altijd al was, niet die nieuwe Jaakov zoals hij nog moet worden, die God Jisrael zal noemen, omdat hij dan heeft gestreden en altijd zal blijven strijden met God maar ook voor, samen met en namens God, ondanks dat hij zich nu bewust is geworden van het Eeuwig bestaande Goddelijke in de wereld om zich heen. Zijn wíj in staat om voortdurend en op elk moment in volledig contact te komen en te blijven met ons hoogste spirituele zelf? Of zijn wij ook maar gewoon mensen? Zoals Jaakov toen hij nog Jaakov was. En eigenlijk later ook, hij blijft over alles onderhandelen en zal telkens weer op twee benen blijven hinken.

De bronafbeelding bekijken 

Beth El, plaats van Jaakovs visioen  Bron: Tzur Tours, Jerusalem www.tripadvisor.com.ph

Net als Jaakov moet ieder van ons zichzelf wakker schudden en zoeken naar het gevoel van verwondering dat hij en zij op die eenzame plek in zijn en haar bestaan ervoer. Telkens weer. Jaakov roept uit: “Hoe geweldig is deze plek! Dit  is niets minder dan de verblijfplaats van God, en dat is de poort naar de hemel” (Genesis 28:17).

Waar is Hamakom, Gods plaats voor ons, wij mensen, die vaak op drift zijn op de woelige baren van de zee van ons aardse bestaan? Voor de doorsnee van ons zijn wij toch veelal bezig met onze primaire bezigheden. Life is toch to be or not to be!? Onze ontzagwekkende taak is om het visioen van Awraham en Sara, van Jitschak en Rivka en van Jaakov, Lea en Rachel te verbinden met onze visie. We moeten Hamakom naar onze rotsachtige wildernis brengen waar al die menselijke zorgen bestaan. We moeten Hamakom naar ons eigen leven brengen als we onrustig, gekwetst of eenzaam zijn. Als we de noden van de ander zien en willen helpen. Als ons wat moois is toegevallen en we blij zijn.

Wanneer we op die manier leven in en met onze families, op ons werk, bij onze studie, in ons gebed, in ons dagelijks Tora-leven en in onze toewijding om moreel gevoelig te blijven, dan worden onze plaats en Gods plaats Hamakom — een Plaats van Heiligheid — en samen naderen we “de poort naar de hemel.”  

Terzijde: als in vroeger eeuwen Joden van waar ook uit Europa aankwamen in Amsterdam en daar ervoeren welk een vrijheid en veiligheid er voor Joden bestond legden ze de verbinding tussen dit ‘Hamakom’ en de stad waar zij hun toevlucht hadden gevonden. De snoge, de Portugese synagoge, was in zijn dagen de grootste synagoge op aarde. En die stond er midden in de stad. Zij noemden de stad liefdevol ook Hamakom, ‘Mokum’ in het Jiddisch. Zo werd Amsterdam Mokum Olef en Den Haag Mokum Hee… 

Sjabbat sjalom

Bert Oude Engberink, Sjabbat 13 november 2021 / 9 kislev 5782