Vandaag lazen we uit twee sefers. Ik kreeg laatst een vraag waarom we in het voorjaar opeens een reeks sjabbattot hebben met een tweede sefer – een gegeven dat we verder alleen met feestdagen kennen. Waar dat eigenlijk vandaan kwam. Nou, het wordt al benoemd in de Misjna.
De vier speciale sjabbattot die aan Pesach voorafgaan leggen nadruk op de grondbeginselen van ons als volk. In de winter vieren we eerst chanoeka, altijd een klein volksfeest in onze ogen, waar zelfs geen misjnatractaat aan gewijd is. Het ontbreken gedurende een half jaar van een hoog feest tussen Soekot en Pesach zorgt al voor een opbouw. Om de ervaring van de exodus, de Jetsiat Mitsraim, te laten werken moeten wij ons eerst weer als volk neerzetten. Daar is de voorbereiding voor Pesach ook belangrijk voor.
Uiteindelijk hebben we al die extra lezingen gekregen als een opmaat naar Pesach toe. We houden van verrassingen, maar onze rabbijnen hebben ervoor gezorgd dat niemand kan zeggen: ‘Pesach? Nu al?’ Al lang voor de aankomst ervan begint onze kalender ons te waarschuwen. Zoals ook in die dagen in slavernij in Egypte op zeker moment bij ons al voelbaar was dat er iets aan zat te komen. Na een lange en nogal monotone winterperiode versnelt het pad bij het eerste begin van de lente; de hernieuwing van de natuur en de verlossing van Israel komen in zicht. Met Toe bi-Sjewat start het hele gebeuren. We herinneren ons dan het goede land, waar we ooit zo goed van hebben kunnen leven. Het fruit, de wijn, de geuren, het goede heiligende werk op het land en het leven in Jeroesjalajim. En daar zitten we dan nu – in galoet, in ballingschap. En dan juist met de heropbouw van ons land Jisrael in de laatste eeuw heeft Toe bi-Sjewat weer zo’n vlucht genomen. Van chassidisch tot reform wordt er aandacht aan besteed. Mooi feest. Een bekende zinssnede in onze traditie is: ‘Wanneer Adar zijn intrede doet neemt onze vreugde toe.’ De laatste maand van het jaar, Adar, die vorige week weer is begonnen, brengt ons een bepaalde feestdrukte, die verder strekt dan de simches van Poeriem. Ik las erover in een tekst van de emeritus decaan van het Jewish Theological Seminary, Ismar Schorsch.
Pesach herdenkt ons moment van nationale geboorte, de vorming tot een volk. Dit feest van onze verlossing uit Egypte vormde óns - die troep lamgeslagen slaven, waarbij het ‘ieder voor zich’ was, tot een uniek volk met een universeel doel. Pesach is van onze klassieke feesten met name een nationaal volksfeest, zoals de Fransen hun 14e juli en wij Nederlanders de 5e mei hebben. Eindelijk vrij! Met Pesach vieren we onze gemeenschappelijkheid. We zijn deel van een groter geheel en daar is zwaar voor geleden en voor gestreden. Een boodschap van de seideravond is: ‘Onttrek je niet aan de gemeenschap - Lo jotsiem min ha-kelal.’ Een opdracht door Hillel gesteld.
En zo begonnen we twee weken terug al met Sjabbat Sjekaliem. De speciale lezing uit Ex. 30:11-16 vertelt over onze eerste volkstelling in de woestijntijd, die werd uitgevoerd door van iedereen boven de 20 persoonlijk een halve sjekel te nemen. In de tijd van de Tweede Tempel was dit gebruik uitgegroeid als een belasting voor het hele Joodse volk in Israel en in de diaspora om de kosten voor de dagelijkse offerdienst te dekken. Geïnd gedurende de maand Adar kon de opbrengst in het begin van de maand Niesan verwacht worden.
Het innen van belasting, hoeveel tegenzin we er soms ook tegen hebben, omdat we vaak denken dat ik teveel betaal en jij te weinig betaalt, is een voorwaarde voor nationaal besef. Het welvaren van de staat is ieders aangelegenheid. Het Jodendom is sterk in het gemeenschapsgevoel. Ieder die zichzelf te goed vindt om zorg te dragen voor de gemeenschap in zijn geheel ondervindt weinig respect. Kol Jisrael arevim ze leze – Heel Jisrael is voor elkaar verantwoordelijk. En dan vooral in tijden van zorgen of groot gevaar. Het bijdragen aan tsedaka, het geven aan goede doelen, staat bij ons hoog aangeschreven. Sjabbat Sjekalim herinnert ons aan Hillel’s opmerking: ‘Iem ani rak li, ma ani? - Als ik er alleen voor mijzelf ben, wat ben ik dan?’
Deze sjabbat is de tweede in een reeks van vier die een specifieke eigen naam heeft gekregen en niet speciaal wordt genoemd bij zijn parasja Tetsavee. Sjabbat Zachor is het vandaag, de Sjabbat van de herinnering, die altijd voorafgaat aan Poeriem. We lazen net in sjoel in het tweede sefer van de tekst over Amalek uit Dewariem 25:17-19 – dit begint met het woord zachor – gedenk, en eindigt met lo tisjkach – vergeet dit niet. Gezamenlijk een positieve en een negatieve mitswa bij elkaar. Deze korte tekst roept Jisrael op, wanneer het zich wel gevestigd heeft in het nieuwe land Israel, om ieder spoor, iedere herinnering, iedere gedachte aan onze aartsvijand van de jaren van de tocht door de woestijn uit te wissen. Amalek, de man waar onze bekende Haman, de schurk uit het boek Esther, van afstamt, en daarom de keus om dit exact nu voor Poeriem te lezen.
Sjabbat Zachor laat ons voelen dat we een gezamenlijke geheiligde geschiedenis hebben. Een groot deel van ons Jodendom bestaat uit het doorgeven van onze ervaringen met Gods ingrijpen in onze geschiedenis. Wanneer Mozes sterft zegt hij: ‘Gedenk de tijden van weleer, verdiep u in het verre verleden; vraag uw vader ernaar; hij zal het vertellen; vraag de oudsten en zij zullen verhalen.’ Deut. 32:7.
Sjabbat Para is de derde sjabbat van de beschrijving van ons volksbestaan. De speciale lezing voor die dag beschrijft het reinigingsritueel waarbij de as van een smetteloze rode koe gebruikt wordt om onze mensen te reinigen die in contact zijn geweest met onreinheid als de dood. Num. 19:1-22. Dit is binnen het liberale leesrooster verwijderd; het is te nauw verbonden met de oude cultuur van offers en onreinheid. Deze passage moet hen die zich in onze tijd verontreinigd hebben eraan herinneren dat het weer Pesach gaat worden en dat zij zichzelf moeten gaan reinigen – hetzij fysiek, hetzij spiritueel. En dat dit kan, dat niemand verloren is. Dit ene ritueel staat symbool voor vele andere, zoals het hedendaagse mikwe en voor tesjoewa, en geen enkele gemeenschap kan zonder grenzen, geheiligde handelingen, het bieden van een nieuw begin en rites de passage.
Uiteindelijk komt daar Sjabbat haChodesj, net voordat de nieuwe maand Niesan, met Pesach aanbreekt. Deze speciale lezing uit Ex. 12:1-20 vertelt ons dat we de maand Niesan moeten zien als de eerste van onze maanden. Hierdoor krijgen we twee jaartellingen die over elkaar heenlopen. Want we hebben Rosj haSjana, de eerste twee dagen van de maand Tisjri in de herfst, als feest dat is gewijd aan ons individuele welvaren, tegenover Pesach in de maand Niesan voor ons nationale welzijn. Maar bovenal toont Sjabbat haChodesj ons het belang van de rol die de kalender heeft en heeft gehad bij de vorming van ons volk, onze religie en onze cultuur.
Het zijn de vier bouwstenen die ons Jodendom opbouwen: individuele verantwoordelijkheid voor het algemeen belang; onze nationale geschiedenis, onze religieuze rituelen en de gewijde tijd. Deze vier sjabbattot versterken onze onderlinge banden die telkens weer losser worden. Zij smelten de steeds weer uit elkaar groeiende menigte tot elkaar als één gemeenschap die klaar is om het moment van Pesach, van onze hoop en eens de messiaanse tijd op te pakken.
Sjabbat sjalom - en dan een Goed Poeriem!
Bert Oude Engberink - Sjabbat 24 februari 2018 / 9 adar 5778