“Maar op de tiende van deze maand is de Verzoendag; een uitroeping tot heiliging zal hij je zijn, en je zult jezelf kwellen en je zult vuuroffers brengen ter ere van de Eeuwige. En generlei werk zul je verrichten op diezelfde dag, want de verzoendag is het, om verzoening voor jou te doen vóór de Eeuwige, je God.
Generlei werk zul je verrichten. De hoogste Sjabbat is het voor je. En je zult jezelf kwellen op de negende van de maand des avonds; van avond tot avond. Een instelling voor eeuwig voor je nageslachten.” Zo lezen we in Wajikra, hoofdstuk 23.
Wat in deze tekst opvalt, zijn de woorden “verzoenen” en “kwellen.” Om tot verzoening te komen, moeten we inspanning leveren; het gaat niet zomaar vanzelf. We moeten tot inkeer komen, bidden en liefdadigheid betrachten. Wij zingen in ons gebed: tesjoewah, tefillah, tsedakah. En we moeten onszelf kwellen. Het kwellen wordt in praktijk gebracht door ruim 24 uur niet te eten en te drinken. Volgens de Halachah mogen wij ons ook niet wassen, de mond spoelen, geen lederen schoenen dragen en man en vrouw mogen elkaar niet aanraken. Medicijnen moet men innemen, want het leven gaat altijd voor bij de Eeuwige. Al deze “kwellingen” zijn er om op Jom Kipoer onze lichamelijke behoeften opzij te zetten en ons te richten op een dag van heiliging; een dag van afzondering, een dag van zelfkennis en zelfanalyse. Om op die manier de nabijheid van de Eeuwige sterker te ervaren en om tot verzoening te komen.
Om die nabijheid te bewerkstelligen hebben we een prachtig hulpmiddel en dat is ons bidden; ons biddend spreken; het concreet tot uitdrukking brengen wat ons hart beweegt. De waarde van onze gebeden komt pas volledig tot haar recht als onze gebeden worden uitgesproken tezamen met een tsiboer en met een groep, die voor de Eeuwige de gemeenschap kan vertegenwoordigen. Zo staan wij vandaag met elkaar vóór de Eeuwige.
Vanuit het Hebreeuws bezien heeft het werkwoord “bidden”vele betekenissen. Vanuit de piël kan het betekenen: beslissen ten nadele van of ten gunste van; ontvangen of begrijpen en bevatten. Vanuit de hitpaël: bidden, verzoeken, aanroepen, smeken en hulp inroepen. Ieder gebed heeft haar eigenheid en is doelgericht; een dankgebed, een smeekgebed etc. Net zoals met de offers in vroegere tijden: een dankoffer, zoenoffer, vredesoffer, etc.
In de Talmoed wordt bidden ook wel awodah sje’balew genoemd. Awodah: werken (kost inspanning) met je hart (lew). We moeten ons hart openstellen, onze woorden en gedachten verfijnen en bewerken. Met kawanah (concentratie) moeten we bidden. Zonder kawanah is het gebed een keten van holle frasen. In de Zohar (kabbalah) wordt kawanah beschreven als een manier om de ziel te verheffen om zodoende dichter bij de Eeuwige te komen.
Op Jom Kipoer zijn onze gebeden opgebouwd uit 5 stadia om zo kapparah (schoonwassing) te bewerkstelligen en tot verzoening te komen.
De 5 stadia van onze gebeden corresponderen met de vijf niveau's van onze ziel: de lichamelijke ziel (nefesj), de geestelijke ziel (roe’ach), de Goddelijke ziel (nesjamah), de bron van het leven (chajah) en de eenwording van de ziel met de Eeuwige (jechidah). De gehele Jom Kipoerdienst is te vergelijken met een ladder, waarop de ziel stap voor stap omhoog gaat.
In ons Sjachariet starten we met de praktische behoeften van de mens in relatie tot onze medemens en de beschrijving van de dagelijkse offerdienst in de Tempel.
Daarna komt het Pesoekee d’Zimra met o.a. het Baroech Sje’amar, de Psalmen, Nisjmat kol chaj, Jisj’tabach en het half Kaddiesj. Dit gedeelte handelt over het Zich openbaren van de Eeuwige in de natuur en in de geschiedenis. Langzaam rijzen onze gedachten uit boven de wereld van de menselijke activiteit.
In het derde stadium van onze gebeden zingen we over de dienst der engelen en teksten over de Uittocht uit Egypte en onze toekomstige verlossing. Hier gaat het over een wereld van krachten, waarmede de Eeuwige de schepping beheerst.
In het vierde stadium gaan we verder op de ladder en komen in een wereld van pure vergeestelijking; we bidden het Sjemonee Esree of te wel het Amidah, Sjier Hakawod, het Moesaf. Bij het Osee Sjalom Bimromaw gaan we schoorvoetend 3 passen naar achteren en naar voren; buigend en ootmoedig om de Grote Koning te eren.
Alleen op Jom Kipoer hebben wij in de dienst een vijfde stadium; de Ne’ielah. Het vijfde niveau van onze ziel straalt in ons uit en het is dan dat wij de Enigheid en de Eenheid van de Eeuwige belijden.
Om verzoening te verkrijgen is bidden en onszelf kwellen niet voldoende. Er moet berouw zijn over hetgeen wij misdreven hebben tegenover onze medemens en tegenover de Eeuwige. Verzoening tussen mens en mens betekent herstel van een relatie. Onze traditie eist niet van ons dat we vergeven, tenzij de dader ten eerste bekent, ten tweede belooft de kwetsing niet te herhalen en ten derde de kwetsing ook feitelijk niet herhaalt. Eerst dan kan er verzoening plaatsvinden.
Nadat wij onze fouten hebben bekend en ons hebben verzoend met de medemens, kunnen wij ons verzoenen met de Eeuwige. Wij hebben onze overtredingen ingezien, hebben hier oprecht berouw over en hebben ons serieus voorgenomen niet in herhaling te vervallen. Maar dan……. Hoe moeilijk is het niet om fouten te erkennen en te belijden. En dan nog in het openbaar in een sjoel?
Onze Joodse traditie heeft ons een handreiking gegeven door dit gezamenlijk te doen tijdens de Widoej (schuldbelijdenis) en het Al Cheet. Met elkaar belijden wij onze overtredingen en zonden; ook al heb je ze zelf niet begaan. Met elkaar dragen wij de last van onze schuld. Door middel van ons gemeenschappelijk gebed smeken wij de Eeuwige om vergeving en verzoening en vinden wij de kracht om met goede voornemens verder gaan.
Nu wij het vijfde stadium van de dienst ingaan met het Ne’ielah, gaan de poorten van de hemel langzaam sluiten. Nog één keer kunnen wij de Widoej zingen. Langzaam gaat onze dag heen. Wij zullen de Eeuwige smeken ook onze overtredingen en zonden te laten heengaan. Wij zullen Hem vragen ons in te schrijven in het boek des levens, want alleen bij Hem en met Hem is er leven. Wanneer wij aan het eind van deze dienst de Eenheid van de Eeuwige uitroepen, mogen wij erop vertrouwen dat onze tesjoewah door de Eeuwige is aanvaard; Zijn Woord en Zegel is immers EMET: waarheid!
Verzoend, gereinigd en geheiligd mogen wij opnieuw in Zijn dienst staan en Zijn Naam prijzen.
Nog vele jaren!
Tirtsa Middleton, Jom Kipoer 23 september 2015 / 10 tisjri 5776