Donderdag was het Rosj Chodesj sjewat. De maand sjewat is al weer begonnen en binnen twee weken is het dan Toe biSjewat – het Nieuwjaarsfeest der Bomen. De regen daalt neer over Jisrael en vult de Kineret, de Jordaan en de Dode Zee. We gaan langzaamaan op weg naar het voorjaar. Althans in Erets Jisrael; hier kan de winter nog steeds verschrikkelijk toe gaan slaan.
We lezen vandaag parasjat Wa’era, vertaald 'En hij verschijnt.' Het is het tweede deel van Sjemot, Exodus. De uittocht begint zich af te tekenen. Vandaag lezen we over de eerste zeven van de tien plagen, die over Egypte gaan komen. Mosje en Aharon gaan als profeten telkens op pad om van farao te eisen dat hij ons volk zal laten gaan. Sjalach et ami. Telkens zegt farao toe, maar ook steeds weer herroept hij zijn bereidwilligheid. Hij wil de Jisraelieten wel tegemoet komen, maar weegt dan de voor- en nadelen van zo’n uittocht en hun eventuele volledige verdwijnen uit de Egyptische economie af en herroept zijn eigen instemming. Deze massa goedkope arbeidskrachten zijn toch eigenlijk wel onmisbaar en farao heeft donders goed door dat hun verzoek om hun God in de Sinai te aanbidden er zal toe leiden dat ze niet terug zullen keren. Mosje en Aharon eisen ook dat iedereen en alles mee moet: de mannen en vrouwen, de grijsaards en de kinderen, en al het vee.
De eerste paar keer verhardt zijn hart vanuit zichzelf, zoals dat wordt uitgedrukt, vanuit zijn eigen natuur; bij nader inzien toch maar niet! Bij de laatste vijf plagen zal farao’s hart door de Eeuwige worden verhard. Al zou hij willen; farao kán gewoon niet meer terug op zijn schreden.
Hoe kunnen we hier mee omgaan? Is God zo’n onmens dat hij een mens, Zijn eigen schepsel naar Zijn aangezicht, niet langer in staat stelt tot inkeer te komen en hem eigenlijk dwingt in volle vaart op de afgrond af te stevenen? En dat dan niet slechts hijzelf daar last en ellende van heeft, maar dat God daarmee een heel volk te gronde richt?
Dam, tsefardea, kiniem, arov, dewer, sjechien, barad, arbeh, chosjech, makat bechorot. Bloed, kikkers, luizen, steekvliegen, veepest, zweren, hagel, sprinkhanen, duisternis culminerend in de dood der eerstgeborenen. En dan worden nog paard en ruiter in zee geworpen en verzwelgt de zee het Egyptische leger.
Je snapt dat door de eeuwen heen vele rabbijnen, maar ook anderen, zich over deze vraag hebben gebogen.
Rasji legt uit dat gedurende de eerste vijf plagen farao nog de leiding had over Egypte. Maar dat vanaf plaag zes God aan farao duidelijk moest maken dat niet de sterveling farao, maar Hij de leiding had, ook over Egypte, en dat farao niet meer dan een falend en half-sterk mens was, en zeker geen god.
Maimonides legt dit uit dat farao’s vrije wil opraakte tot God de mogelijkheid tot tesjoewa, inkeer, van hem wegnam.
Mensen ontwikkelen zich op allerlei gebieden. We leren lezen en schrijven, we leren fietsen en auto rijden, we kunnen kamers behangen, maar ook ontwikkelen mensen zich in hun omgang met anderen en met hun emoties. Vaak ten goede. Mensen krijgen als tweede natuur dat ze hulpvaardig zijn, goed kunnen luisteren, vrijgevig zijn of gastvrijheid bieden. Of juist bij klussen als eerste de taak oppakken en mensen aanzetten iets te doen. Eigenlijk zeggen: kom op, volg mij. Maar er zijn ook mensen die zich de andere kant op ontwikkelen. Gauw gepikeerd raken of weinig geduld met mensen hebben. Moeilijk ergens overheen kunnen stappen. Op zeker moment kunnen deze mensen op slot gaan. Dat ze zich eerst nog wel eens in een ander kunnen verplaatsen, maar dan toch op zeker moment niet meer kunnen overleggen, geen bereidwilligheid meer hebben om tot een oplossing te komen, absoluut hun eigen gelijk willen halen. 'Hun hart is dan ook verhard' zeggen we dan. ‘Nee, nee, nee’ roepen ze dan al, voordat ze het hele verhaal hebben gehoord. Ze zien de werkelijkheid niet meer, maar alleen hun eigen droom, hun eigen gelijk, hoe verwrongen die ook is. Ze zien geen weg terug meer, richting oplossing en gaan liever door op hun doodlopende weg tot de volledige ondergang van zichzelf en hun ideeën, zelfs van hun hele land en alen die onder hen gesteld zijn, dan de ander tegemoet te komen.
En zo brak de vrijheid van Am Jisrael, onze voorouders, aan, en werd voor het eerst in de geschiedenis op schrift gesteld hoe de mensheid leerde hoe en vooral waarom onderdrukten in opstand kunnen komen en voor zichzelf op kunnen komen. Vanaf dit moment hebben we in onze geschiedenis ingezien hoe wij onze samenleving op een hoe dan ook rechtvaardige manier zouden moeten inrichten en dat ieder mens, dat ieder leven, er toe doet, ieder mens telt. Voor God en dus zeker ook voor ons.
Sjabbat sjalom
Bert Oude Engberink - Sjabbat 15 januari 2021 / 3 sjewat 5781