De vele feesten die we kennen hebben allemaal een grote gemeenschappelijke deler – dank aan God, dat we Joods mogen zijn. Dat we van Gods Thora mogen lernen en om in zijn wegen te gaan gedurende ons leven, een leven van mitswot. In het ochtendgebed komen we elke dag tegen: ‘Asjreinoe, ma tov gelkeinoe, etc. Gelukkig zijn we, hoe goed is ons deel, hoe aangenaam ons lot, hoe mooi onze erfenis.’
Al onze feesten zijn mogelijkheden voor de verschillende aspecten van ons erfdeel onze dank uit te drukken. Iedere Sjabbat zijn we dankbaar voor onze rust, met Rosj haSjana benadrukken we in woorden en zeker ook met onze sjofar onze blijdschap dat we een hemelse koning hebben die als een vader op ons toeziet, ook ten goede. Met Jom Kipoer zijn we dankbaar dat we de mogelijkheid hebben tot inkeer te komen en om opnieuw te kunnen starten, als we dat willen. Nooit is iemand voorgoed verloren. Een dag van hoop; een dag van nieuw begin.
Met Pesach vieren we onze vrijheid waardoor we ons eigen volksbestaan kunnen invullen; een geschenk dat nog steeds niet alle mensen op aarde bezitten. Met Sjawoeot zijn we dankbaar voor het geschenk van de Thora, die hemelse gids voor het leven, dat we elke dag ervaren kunnen. En met Soekot zijn we dankbaar voor de overvloed die de natuur en landbouw ons biedt om een aangenaam leven te leiden. We denken blij terug aan ons verblijf in de wildernis, waarna we met ups en downs uiteindelijk ons land Jisraël mochten bereiken. Nu, met Sjemini Atseret slash Simchat Thora, zijn we blij, verheugen we ons in de oneindige band die we hebben met onze Thora, die ons ons leven lang begeleidt en die zich ieder jaar weer vernieuwt, die qua tekst sinds de Sinaï hetzelfde is gebleven, maar waar we onze inzichten ieder jaar, iedere dag weer op vernieuwen. We verruimen onze blik en versmallen onze visies. We gaan van jong naar oud en veranderen van inzicht door onze ervaringen, en door onze simches und sores.
Toen Mosje de tweede set stenen tafelen kreeg, ontving hij die niet zomaar uit de hand van God. De eerste set sneuvelde bij dat gouden kalf, weet u nog? Die tweede keer zei God eigenlijk tegen Mosje – regel het nu zelf maar. En Mosje mocht de twee tafelen zelf uithakken. Voor de kenner: het werden tabletten met hoog reliëf. De letters bleven staan en de ruimte eromheen mocht hij weghakken. Die veertig dagen had Mosje vast hard nodig. Als gunst mocht hij het weggehouwen steen voor zichzelf behouden om er mee te doen wat hij wou. Maar wat moet je met de mooiste edelstenen in de wildernis, waar Mosje, hij kon het zelf al lezen, nooit meer uit zou komen? Eten en drinken, kleding, onderdak, bediening, alles was voor hem al geregeld. Geld had hij niet nodig. En toch. De tekst was van God voor het volk, en was voor eeuwig vastgesteld. Maar de ruimte om de tekst heen, was voor Mosje om te interpreteren. Hij mocht ermee doen wat hem goed dunkte. En begon hij vanaf dag één – het was Jom Kipoer, met onderricht en met interpretatie. En wij, wij kregen die ruimte na hem, met Jehosjoea als eerste opvolger.
Omdat we die tweede set kregen op Jom Kipoer, riep God ons ook meteen toe – salachti. Wij werden vergeven. Dat houdt in dat we vanaf die dag wel moesten zorgen een zo goed en vreedzaam mogelijk bestaan met elkaar op te bouwen, dat we als een volk, als een gemeenschap, samen verder door die nauwe wildernis konden trekken, over die smalle brug naar erets Jisraël. Met vallen en opstaan. En we hebben verder gereisd door de geschiedenis, tot we aankwamen waar we nu zijn. We leven in killes en zoeken elkaar op, want we voelen de verbondenheid met elkaar en met hen die voor ons waren. Met onze kinderen en de volgende generaties van de toekomst. We voelen de verbondenheid met onze joodse cultuur en onze religie, we vechten ervoor om het te beschermen en we vechten er over, om het, ieder naar eigen inzicht, in een politieke strijd vorm te blijven geven voor ons en voor hen die na ons komen. Want we voelen ons er zo mee verbonden en willen dat het verder gaat.

www.amazon.com
We dansten vandaag met onze sifrei Thora. Blij. Vrolijk, hoopvol. Als ik rond kijk zie ik geen Oost-Europese chassidiem. Dan had ik oprecht kunnen zeggen, dat we hebben gedanst met dat, waar we het meest verliefd op waren tot onze laatste snik. Ieder die wel eens verliefd is geweest zal dat gevoel kunnen be-amen.
Laten we blijven dansen met onze sefariem, met onze Thora. Steeds weer als we in sjoel zijn en eruit mogen lezen, steeds weer als we met elkaar omgaan, als we met anderen zijn, leven we die Thora. Dans dan ook, wees blij dat we de Thora hebben en dat we deel uitmaken van het reisgezelschap op de weg die God met ons gaat.
Ik wens u nog vele jaren jomtov, chag sameach.
Bert Oude Engberink - 20 oktober 2019 / 22 tisjri 5780